Spring naar bijdragen

Achterremmen overberemt???


jeeped
 Share

Recommended Posts

Wie heeft weleens gehoord van overberemde remmen?

Na nieuwe remcylinders te hebben gemonteerd en de remblokken te hebben schoongemaakt(olievrij),zijn wij naar de remmentest bank gegaan.

Was het verschil eerst 51% was het nu nog maar 6%(achter) en omdat we daar toch waren gelijk even de voorremmen getest,nou alles was perfect.

Dit was op een zaterdag.

Maandag naar de garage gegaan voor de APK want daar was hij eerst afgekeurd op de achterremmen,51% vondt men wat aan de hoge kant.

Daar ging men dus een test rondje rijden en kwam tot de conclussie dat de achterremmen overberemt waren(?)

Wij eigenlijk niemand vertrouwend naar een andere garage gegaan(wel van dezelfde eigenaar) waar men dus wel een remmentestbank heeft om daar dus de remmen effe te laten testen.

Daar kwam men tot dezelfde conclussie "achterremmen overberemt".

Maar waarvoor kwam men zaterdag met hele andere berichten.

JEE(ED) wacko.gif

Link naar opmerking
Deel via andere websites

Heb je ff??? tongue.gif

Originally posted by RDW

Afdeling 2.  Bepaling van de remvertraging

Artikel 2.8.7

De in deze afdeling gestelde eisen gelden niet voor driewielige motorrijtuigen.

Artikel 2.8.8

1.  De controle van de remvertraging van personenauto's, bedrijfsauto's en aanhangwagens moet plaatsvinden door middel van een beproeving op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter dan wel door middel van een beproeving van het voertuig op een platenremtestbank of een rollenremtestbank.

2.  Bij bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg moet aan de hand van de vermelde gegevens en formules in paragraaf 4 tot en met 7 worden bepaald of door middel van extrapolatie kan worden gecontroleerd of het voertuig ook in maximale belaste toestand aan de voorgeschreven remvertraging zou kunnen voldoen.

3.  Met ingang van 1 januari 1996 moet tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsbewijs, in afwijking van het eerste en tweede lid, bij bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg alsmede bij aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg de controle van de remvertraging plaatsvinden door middel van de in paragraaf 5 respectievelijk paragraaf 7 omschreven beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank.

4.  Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing op:

a.  voertuigen die breder zijn dan 2,60 m;

b.  voertuigen met een zo kleine wieldiameter dat beproeving in de praktijk niet mogelijk is;

c.  bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg die zijn voorzien van een permanente, niet automatische of met de hand uitschakelbare aandrijving op meer dan één as;

d.  aanhangwagens met een toegestane maximummassa van meer dan 3500 kg met één of meerdere achter elkaar gelegen aslijnen, als bedoeld in artikel 3.7.9. tweede lid, onder e, van het Voertuigreglement.

5.  De banden van het voertuig moeten op de juiste spanning zijn.

Artikel 2.8.9

1.  De bij de vaststelling van de remvertraging uitgeoefende pedaalkrachten en remkrachten worden uitgedrukt in Newton (N).

2.  Artikel 2.8.8, vijfde lid, wordt getoetst:

a.  door middel van visuele controle;

b.  door in geval van twijfel de bandenspanningsmeter te gebruiken.

§ 1.  Beproeving van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter

Bedrijfsrem

Artikel 2.8.10

Indien de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuig op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter, moet de kracht die na het intrappen van het rempedaal daarop wordt uitgeoefend nagenoeg constant worden gehouden.

Artikel 2.8.11

Bij gebruik van een mechanische zelfregistrerende remvertragingsmeter moet de bij de remproef behaalde remvertraging met behulp van de daarbij vervaardigde kaart als volgt worden vastgesteld:

a.  het hoogste punt van de remvertragingskromme wordt gemarkeerd waarbij de eventueel aanwezige hobbel aan het eind van de kromme buiten beschouwing wordt gelaten;

b.  vanuit het punt genoemd in onderdeel a wordt een loodlijn op de pedaalkrachtlijn neergelaten;

c.  de pedaalkrachtlijn wordt naar links gevolgd tot waar deze lijn een knik vertoont;

d.  vanuit het punt genoemd in onderdeel c wordt een loodlijn getrokken naar de remvertragingskromme;

e.  het snijpunt van de loodlijn en de remvertragingskromme genoemd in onderdeel d wordt gemarkeerd;

f.    de remvertraging wordt bepaald door het gemiddelde te nemen van de onder a en e bepaalde remvertragingen.

Artikel 2.8.12

Bij gebruik van een elektronische, zelfregistrerende remvertragingsmeter moet de bij de remproef behaalde remvertraging als volgt worden vastgesteld:

a.  indien door de remvertragingsmeter een resulterende of gemiddelde waarde wordt aangegeven, geldt deze waarde als de minimaal behaalde remvertraging;

b.  indien de remvertraging niet volgens onderdeel a kan worden vastgesteld, geldt de remvertraging die met behulp van de meetwaardentabel op de registratiestrook wordt vastgesteld, door het gemiddelde te nemen van alle gemeten remvertragingen, die gelijk of groter zijn aan de minimaal vereiste remvertraging en gedurende minimaal een halve seconde zijn gemeten;

c.  indien de remvertraging niet volgens onderdeel a of b kan worden vastgesteld, geldt de remvertraging die met behulp van de grafiek op de registratiestrook als volgt is vastgesteld:

1°. indien op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond geen plotselinge stijging van de remvertraging is waar te nemen, is de hoogst behaalde waarde van remvertraging bepalend;

2°. indien op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond een plotselinge stijging van de remvertraging is waar te nemen, is de behaalde remvertraging vlak vóór deze stijging bepalend.

Parkeerrem

Artikel 2.8.13

Indien de controle van de remvertraging van de parkeerrem van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuig op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter, moet het voertuig aan het einde van de remproef geheel of nagenoeg geheel stilstaan.

§ 2.  Beproeving van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg op een platenremtestbank

Bedrijfsrem

Artikel 2.8.14

Indien de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuig op een platenremtestbank, moet:

a.  gebruik worden gemaakt van een pedaalkrachtmeter waarbij het mogelijk is om, door middel van de arreteerstand, na afloop van de remproef de daarbij gebruikte pedaalkracht af te lezen;

b.  de snelheid bij de aanvang van de remproef ongeveer 10 km/h bedragen;

c.  de remproef op iedere as twee maal worden uitgevoerd. Indien de met deze proeven behaalde remkrachten aan de wielen per as nagenoeg gelijk zijn, mede gelet op de gebruikte pedaalkracht, worden deze gebruikt voor het bepalen van de remvertraging. Indien de met deze proeven behaalde remkrachten aan de wielen per as niet nagenoeg gelijk zijn, moet per as een derde remproef worden uitgevoerd. De behaalde remkrachten aan de wielen van deze laatste proef en van de voorgaande proef die de behaalde remkrachten aan de wielen het dichtst benadert, worden gebruikt voor het bepalen van de remvertraging;

d.  de bij de remproef behaalde remvertraging worden berekend door de remkrachten, die op de hiervoor beschreven wijze zijn verkregen uit twee remproeven per as, bij elkaar op te tellen en te delen door twee maal de op het kentekenbewijs vermelde massa van het ledig voertuig, vermeerderd met 100 kg.

Parkeerrem

Artikel 2.8.15

Indien de controle van de remvertraging van de parkeerrem van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuig op een platenremtestbank, moet:

a.  de snelheid bij de aanvang van de remproef ongeveer 10 km/h bedragen;

b.  het voertuig aan het einde van de remproef geheel of nagenoeg geheel stilstaan;

c.  de bij de remproef behaalde remvertraging worden berekend door de remkrachten aan de wielen te delen door de op het kentekenbewijs vermelde massa van het ledig voertuig, vermeerderd met 100 kg.

§ 3.  Beproeving van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank

Bedrijfsrem

Artikel 2.8.16

Indien de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank,

a.  moeten per as de maximale remkrachten aan de wielen met de bijbehorende pedaalkrachten worden vastgesteld;

b.  moeten de remkrachten van de voorste as en de achterste as of het achterste asstel bij elkaar worden opgeteld en vervolgens worden gedeeld door de op het kentekenbewijs vermelde massa van het ledig voertuig, vermeerderd met 100 kg waarna de uitkomst met een factor 10 wordt vermenigvuldigd en het resultaat wordt gelezen als procenten "relatieve beremming";

c.  moet, met behulp van de gevonden waarden "relatieve beremming" en "pedaalkracht op de voorste as", aan de hand van de bij dit artikel behorende tabel 1 worden beoordeeld of de remwerking voldoende is;

d.  moet, indien de gevonden waarden niet leiden tot een directe beslissing, een remproef op de weg plaatsvinden.

Tabel 1

 

  REMTEST OP EEN ROLLENREMTESTBANK

  REMWERKING VOLDOET

  REMWERKING VOLDOET NIET

  Nader Onderzoek

 

  relatieve beremming 

  pedaalkracht op voorste as 

  relatieve beremming

  pedaalkracht op voorste as 

  remproef op de weg bij waarden, niet leidend tot directe beslissing 

 

  Personenauto's, in gebruik genomen na 30-06-1967

   [1]) ≥ 40% en

  ≤ 400 N 

  ≥ 52% en 

   ≤ 500 N

  ja

  < 52% en 

  > 500 N

 

  Bedrijfsauto's,  in gebruik genomen na 30-06-1967 en bestemd voor goederen 

  ≥ 40% en 

  ≤ 700 N

  < 40% en

  > 700 N 

  ja

  Bussen, [2]) in gebruik genomen na 30-06-1967 

  ≥ 45% en 

  ≤ 700 N

  < 45% en 

  > 700 N 

  ja

  Personenauto's, in gebruik genomen voor 01-07-1967 

  ≥ 38%

  niet van toepassing 

  < 38%

  niet van toepassing 

  niet van toepassing 

  Bedrijfsauto's, in gebruik genomen voor 01-07-1967 

  ≥ 38%

  niet van toepassing 

  < 38%

  niet van toepassing 

  niet van toepassing 

Artikel 2.8.17

1.  Bij de vaststelling van de maximale remkrachten zoals bedoeld in artikel 2.8.16, onderdeel a, moet het volgende in acht worden genomen:

a.  de pedaalkracht die bij de voorste as wordt gebruikt, hoeft niet dezelfde te zijn als die bij de achterste as of het achterste asstel;

b.  bij de remtest wordt het rempedaal langzaam ingetrapt en op het moment van aflezen vastgehouden;

1°.  in een personenauto een pedaalkracht van 500 N wordt uitgeoefend,

2°.  in een bedrijfsauto een pedaalkracht van 700 N wordt uitgeoefend,

3°.  één of meer wielen van het voertuig blokkeren, of

4°.  de rollenremtestbank afslaat.

2.  Indien de remkracht op één wiel tussen twee waarden schommelt of de remkrachten op beide wielen tussen twee waarden schommelen, worden per wiel de minimale en maximale remkracht gemiddeld en wordt dit gemiddelde gebruikt als remkracht voor dat wiel.

3.  Bij de beoordeling van artikel 2.8.16, onderdeel d, moet het volgende in acht worden genomen:

a.  bij de remproef op de weg wordt van een geschikte remvertragingsmeter gebruik gemaakt, indien deze aanwezig is;

b.  de remvertraging met de bijbehorende pedaalkracht wordt beoordeeld even voor het moment van blokkeren van één of meer wielen van het voertuig.

Parkeerrem

Artikel 2.8.18

Indien de controle van de remvertraging van de parkeerrem van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank, moet de bij de remproef behaalde remvertraging worden berekend door de remkrachten aan de wielen te delen door de op het kentekenbewijs vermelde massa van het ledig voertuig, vermeerderd met 100 kg.

§ 4.  Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter

Bedrijfsrem

Artikel 2.8.19

Bij de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg door middel van een beproeving van het voertuig op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter wordt verstaan onder:

a.  hoogst bereikbare remvertraging: de remvertraging die wordt vastgesteld bij een remproef waarbij iets minder ingestuurde druk dan wel pedaalkracht wordt gebruikt dan nodig is om de blokkeergrens van één of meer wielen van het voertuig te bereiken;

b.  extrapolatiedruk (Pex): de gegarandeerde druk in de remcilinder van een as wanneer het voertuig maximaal is belast en met dit voertuig een volle beremming wordt uitgevoerd.

Artikel 2.8.20

1.  Bij de beproeving van de bedrijfsrem moet een vertraging worden gemeten die ten minste gelijk is aan de in het Voertuigreglement voor de betreffende bedrijfsauto genoemde minimaal vereiste remvertraging.

2.  Bij de categorie voertuigen bedoeld in deze paragraaf wordt de rolweerstand bij de extrapolatie meegerekend.

Artikel 2.8.21

1.  De extrapolatiedruk wordt gesteld op 6 bar, tenzij:

a.  de druk in de remcilinders van een as wordt begrensd, doordat een ventiel of een remkrachtregelaar bij de toegestane maximum massa onder een as de ingestuurde druk reduceert, in welk geval de extrapolatiedruk voor die as gelijk is aan de begrensde druk;

b.  door middel van documentatie van de voertuigfabrikant of, indien het voertuig is uitgerust met een automatische lastafhankelijke remkrachtregelaaar, door middel van de gegevens op de ALR-plaat, wordt aangetoond dat de gegarandeerde druk in de remcilinders hoger ligt dan 6 bar. In dat geval mag deze hogere druk als extrapolatiedruk worden gebruikt.

2.  Met ingang van 1 januari 1996 moet, indien voor de extrapolatie gebruik wordt gemaakt van een formule waarin de drukfactor

  Pex - 0,4

 

  P - 0,4

 

      voorkomt, deze drukfactor kleiner of gelijk zijn aan 3.

3.  Indien de in het tweede lid genoemde drukfactor groter is dan 3, wordt het voertuig geheel of gedeeltelijk belast en gewogen, tenzij:

a.  de massa van de extra aangebrachte belasting exact bekend is, waarna een nieuw remproef wordt uitgevoerd, of

b.  de berekende remvertraging groter dan of gelijk is aan de minimaal vereiste remvertraging, bij herberekening met een drukfactor 3.

Artikel 2.8.22

Indien een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg is voorzien van een hydraulisch remsysteem dan wel van een mechanisch remsysteem, moet de vaststelling van de remvertraging van de bedrijfsrem en de extrapolatie plaatsvinden overeenkomstig artikel 2.8.23 waarbij wordt verstaan onder:

a.  A1: niet bekrachtigd hydraulisch en mechanisch remsysteem;

b.  A2: niet bekrachtigd hydraulisch remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar, of een andere vorm van remdrukbegrenzing;

c.  B1: bekrachtigd hydraulisch remsysteem;

d.  B2: bekrachtigd hydraulisch remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar, of een andere vorm van remdrukbegrenzing;

e.  C1: druklucht bediend hydraulisch remsysteem;

f.    C2: druklucht bediend hydraulisch remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar, of een andere vorm van remdrukbegrenzing.

Artikel 2.8.23

1.  Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a.  avol = geëxtrapoleerde remvertraging;

b.  a = hoogst bereikbare remvertraging;

c.  Mgeremd = afgeremde massa onder de assen;

d.  Mmax = maximale massa onder de assen;

e.  Fp max = maximum toegestane pedaalkracht;

f.    Fp = werkelijk gebruikte pedaalkracht;

g.  Pex = extrapolatiedruk;

h.  P = ingestuurde druk bedieningscilinder;

i.    0,4 = aanspreekdruk, tenzij door meting anders bepaald;

j.    awet = wettelijk minimum vereiste remvertraging.

2.  Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A1 is de volgende formule van toepassing:

  avol= a x

  Mgeremd

  x

  Fp max

 

 

  Mmax

 

  Fp

 

   

3.  Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem C1 is de volgende formule van toepassing:

  avol = a x 

  Mgeremd

  x

  Pex - 0,4

 

 

  Mmax

 

  P - 0,4

 

4.  Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A2, B1, B2 of C2 en bij de remproef geen enkel wiel blokkeert, is de volgende formule van toepassing:

  a ≥ awet x 

  Mmax

 

 

  Mgeremd

 

5.  Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A2, B1, B2 of C2 en bij de remproef één of meer wielen blokkeren, vindt geen extrapolatie plaats en is de remvertraging gelijk aan de met de remvertragingsmeter vastgestelde remvertraging.

Artikel 2.8.24

Indien een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg is voorzien van een drukluchtremsysteem, moet de vaststelling van de remvertraging van de bedrijfsrem en de extrapolatie plaatsvinden overeenkomstig artikel 2.8.25 waarbij wordt verstaan onder:

a.  A: remsysteem zonder automatische lastafhankelijke regelaar;

b.  B: remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar;

c.  C: remsysteem met meerdere automatische lastafhankelijke regelaars;

d.  D: remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar en terughoudventiel;

e.  E: remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar en eindbegrenzingsventiel of drukverminderingsventiel.

Artikel 2.8.25

1.  Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a.  avol = geëxtrapoleerde remvertraging;

b.  a = hoogst bereikbare remvertraging;

c.  Mgeremd = afgeremde massa onder de assen;

d.  Mmax = maximale massa onder de assen;

e.  Pex= extrapolatiedruk;

f.    P = ingestuurde remcilinderdruk vooras;

g.  0,4 = aanspreekdruk, tenzij door meting anders bepaald;

h.  awet = wettelijk minimum vereiste remvertraging.

2.  Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A is de volgende formule van toepassing:

  avol = a x 

  Mgeremd

  x

  Pex - 0,4

 

 

  Mmax

 

  P - 0,4

 

3.  Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem B, C, D of E wordt een remproef uitgevoerd waarbij de druk in een remcilinder van de voorste as wordt gemeten en is de volgende formule van toepassing:

  avol = a x 

  Mgeremd

  x

  Pex - 0,4

 

 

  Mmax

 

  P - 0,4

 

      In het geval dat de door extrapolatie verkregen remvertraging kleiner is dan de voorgeschreven remvertraging, moet een nieuwe remproef worden uitgevoerd, waarbij de automatische lastafhankelijke regelaar de volle druk doorstuurt en de druk in de remcilinder van de achterste as, niet zijnde de sleepas, moet worden gemeten. Vervolgens moet bovengenoemde formule opnieuw worden toegepast.

4.  Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem B, C, D of E en het niet mogelijk is de automatische lastafhankelijke regelaar de volle druk te laten doorsturen en bij de remproef geen enkel wiel blokkeert, is de volgende formule van toepassing:

  a ≥ awet x 

  Mmax

 

 

  Mgeremd

 

5.  Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem B, C, D of E, en het niet mogelijk is de automatische lastafhankelijke regelaar de volle druk te laten doorsturen en bij de remproef één of meer wielen blokkeren, vindt geen extrapolatie plaats en is de remvertraging gelijk aan de met de remvertragingsmeter vastgestelde waarde.

Artikel 2.8.26

Indien een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg is voorzien van een gecombineerd remsysteem, moet de vaststelling van de remvertraging van de bedrijfsrem en de extrapolatie plaatsvinden overeenkomstig artikel 2.8.27 waarbij wordt verstaan onder:

a.  A: hydraulisch- en mechanisch remsysteem;

b.  B: druklucht bediend hydraulisch remsysteem en drukluchtremsysteem zonder automatische lastafhankelijke regelaar;

c.  C: druklucht bediend hydraulisch remsysteem en drukluchtremsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar.

Artikel 2.8.27

1.  Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a.  avol = geëxtrapoleerde remvertraging;

b.  a = hoogst bereikbare remvertraging;

c.  Mgeremd = afgeremde massa onder de assen;

d.  Mmax= maximale massa onder de assen;

e.  Fp max = maximum toegestane pedaalkracht;

f.    Fp = werkelijk gebruikte pedaalkracht;

g.  Pex = extrapolatiedruk;

h.  P = ingestuurde remcilinderdruk achteras;

i.    0,4 = aanspreekdruk, tenzij door meting anders bepaald;

j.    awet = wettelijk minimum vereiste remvertraging.

2.  Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A is de volgende formule van toepassing.

  avol= a X

  Mgeremd

  x

  Fp max

 

 

  Mmax

 

  Fp

 

3.  Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem B is de volgende formule van toepassing:

  avol = a X 

  Mgeremd

  x

  Pex - 0,4

 

 

  Mmax

 

  P - 0,4

 

4.  Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem C en bij de remproef één of meer wielen niet blokkeren, is de volgende formule van toepassing:

  a ≥ awet X 

  Mmax

 

 

  Mgeremd

 

5.  Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem C en bij de remproef één of meer wielen blokkeren, vindt geen extrapolatie plaats en is de remvertraging gelijk aan de met de remvertragingsmeter vastgestelde waarde.

Parkeerrem

Artikel 2.8.28

Indien de controle van de remvertraging van de parkeerrem van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuig op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter, moet het voertuig aan het einde van de remproef geheel of nagenoeg geheel stilstaan.

§ 5.  Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank

Bedrijfsrem

Artikel 2.8.29

Bij de categorie voertuigen bedoeld in deze paragraaf wordt de rolweerstand bij de extrapolatie meegerekend.

Artikel 2.8.30

Indien de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank waarbij de belasting van het voertuig door middel van spanbanden of spankettingen zodanig wordt gesimuleerd dat de ingestuurde remcilinderdruk de drukfactor bereikt, bedoeld in artikel 2.8.33, derde lid,

a.  moeten, nadat de gesimuleerde belasting is aangebracht, per as de maximale remkrachten aan de wielen worden vastgesteld;

b.  moet de bij de remproef behaalde remvertraging worden berekend door de remkrachten bij elkaar op te tellen en vervolgens te delen door de op het kentekenbewijs vermelde toegestane maximum massa van het voertuig.

Artikel 2.8.31

1.  Bij de vaststelling van de maximale remkrachten zoals bedoeld in artikel 2.8.30, onderdeel a, moet het volgende in acht worden genomen:

a.  de pedaalkracht respectievelijk de remdruk hoeft niet bij alle assen gelijk te zijn;

b.  bij de remtest moet het rempedaal langzaam worden ingetrapt en op het moment van aflezen worden vastgehouden;

c.  de maximale remkracht wordt bereikt wanneer:

1°. een pedaalkracht van 700 N wordt uitgeoefend,

2°. één of meer wielen van het voertuig blokkeren, of

3°. de rollenremtestbank afslaat.

2.  Indien de remkracht op één wiel tussen twee waarden schommelt of de remkrachten op beide wielen van een as tussen twee waarden schommelen, moeten per wiel de minimale en maximale remkracht worden gemiddeld en wordt dit gemiddelde gebruikt als remkracht voor dat wiel.

Artikel 2.8.32

Bij de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg door middel van een beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank zonder dat de belasting van het voertuig wordt gesimuleerd, wordt verstaan onder:

a.  hoogst bereikbare remvertraging:

1°. de remvertraging die wordt gemeten bij een pedaalkracht van 700 N,

2°. de remvertraging die wordt vastgesteld bij een remproef waarbij de rollenremtestbank afslaat, of

3°. de remvertraging die wordt vastgesteld bij een remproef waarbij iets minder ingestuurde druk dan wel pedaalkracht wordt gebruikt dan nodig is om de blokkeergrens van één of meer wielen van de as op de rollenremtestbank te bereiken;

b.  extrapolatiedruk (Pex): gegarandeerde druk in de remcilinder van iedere as waarbij de as maximaal is beladen en met het voertuig een volle beremming wordt uitgevoerd.

Artikel 2.8.33

1.  De extrapolatiedruk wordt gesteld op 6 bar, tenzij:

a.  blijkt dat de druk in de remcilinders van een as wordt begrensd doordat een ventiel of een remkrachtregelaar bij de toegestane maximum massa onder een as de ingestuurde druk reduceert, is de extrapolatiedruk voor die as gelijk aan de begrensde druk;

b.  door middel van documentatie van de voertuigfabrikant of, indien het voertuig is uitgerust met een automatische lastafhankelijke remkrachtregelaaar, door middel van de gegevens op de ALR-plaat, wordt aangetoond dat de gegarandeerde druk in de remcilinders hoger ligt dan 6 bar. In dat geval mag deze hogere druk als extrapolatiedruk worden gebruikt.

2.  Voordat tot extrapolatie wordt overgegaan, moet voor iedere as worden vastgesteld:

a.  de maximale remkrachten aan de wielen met de bijbehorende pedaalkrachten, of

b.  bij drukluchtremsystemen de benodigde druk in de remcilinder om de maximale remkrachten aan de wielen te bereiken.

3.  Met ingang van 1 januari 1996 moet, indien voor de extrapolatie gebruik wordt gemaakt van een formule waarin de drukfactor

  Pex - 0,4

 

  P - 0,4

 

      voorkomt, deze drukfactor kleiner of gelijk zijn aan 3.

4.  Indien de in het derde lid genoemde drukfactor van een as groter is dan 3: a. moet de betreffende as worden belast door op het voertuig een last te plaatsen, of b. door de belasting op die as te vergroten door middel van spanbanden of spankettingen, waarna opnieuw de remkrachten van de betreffende as moeten worden bepaald, tenzij de berekende remvertraging groter dan of gelijk is aan de minimaal vereiste remvertraging, bij herberekening met een drukfactor 3.

Artikel 2.8.34

1.  Bij de vaststelling van de maximale remkrachten zoals bedoeld in artikel 2.8.33, tweede lid, onderdeel a, moet het volgende in acht worden genomen:

a.  de pedaalkracht respectievelijk de remdruk hoeft niet bij alle assen gelijk te zijn;

b.  bij de remtest moet het rempedaal langzaam worden ingetrapt en op het moment van aflezen worden vastgehouden;

c.  de maximale remkracht wordt bereikt wanneer:

1°. een pedaalkracht van 700 N wordt uitgeoefend,

2°. één of meer wielen van het voertuig blokkeren, of

3°. de rollenremtestbank afslaat.

2.  Indien de remkracht op één wiel tussen twee waarden schommelt of de remkrachten op beide wielen tussen twee waarden schommelen, moeten per wiel de minimale en maximale remkracht worden gemiddeld en wordt dit gemiddelde gebruikt als remkracht voor dat wiel.

Artikel 2.8.35

Indien een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg is voorzien van een hydraulisch remsysteem dan wel van een mechanisch remsysteem, moet de vaststelling van de remvertraging van de bedrijfsrem en de extrapolatie plaatsvinden overeenkomstig artikel 2.8.36 waarbij wordt verstaan onder:

a.  A1: niet bekrachtigd hydraulisch en mechanisch remsysteem;

b.  A2: niet bekrachtigd hydraulisch remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar, of een andere vorm van remdrukbegrenzing;

c.  B1: bekrachtigd hydraulisch remsysteem;

d.  B2: bekrachtigd hydraulisch remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar, of een andere vorm van remdrukbegrenzing;

e.  C1: druklucht bediend hydraulisch remsysteem;

f.    C2: druklucht bediend hydraulisch remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar, of een andere vorm van remdrukbegrenzing.

Artikel 2.8.36

1.  Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a.  avol = geëxtrapoleerde remvertraging;

b.  Fb(n) = som van de remkrachten aan de wielen per as "n";

c.  Mmax = maximale massa onder de assen;

d.  Fp max = maximum toegestane pedaalkracht;

e.  Fp(n) = werkelijk gebruikte pedaalkracht per as "n";

f.    Pex = extrapolatiedruk;

g.  P(n) = ingestuurde remcilinderdruk van as "n";

h.  0,4 = aanspreekdruk, tenzij door meting anders bepaald;

i.    a = hoogst bereikbare remvertraging;

j.    Mgeremd = afgeremde massa onder de assen.

2.  Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A1 is de volgende formule van toepassing:

3.  Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem C1 is de volgende formule van toepassing:

4.  Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A2, B1, B2 of C2 en de rollenremtestbank slaat niet af dan wel één of meer wielen van het voertuig blokkeren niet, is de volgende formule van toepassing:

5.  Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A2, B1, B2 of C2 en de rollenremtestbank slaat af dan wel één of meer wielen van het voertuig blokkeren, vindt geen extrapolatie plaats en voldoet de remvertraging aan het bepaalde in artikel 5.3.38 van het Voertuigreglement.

Artikel 2.8.37

1.  Indien een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg is voorzien van een drukluchtremsysteem, moet de vaststelling van de remvertraging van de bedrijfsrem en de extrapolatie plaatsvinden overeenkomstig het tweede lid, waarbij wordt verstaan onder:

a.  avol= geëxtrapoleerde remvertraging;

b.  Fb(n) = som van de remkrachten aan de wielen per as "n";

c.  Mmax= maximale massa onder de assen;

d.  Pex = extrapolatiedruk;

e.  P(n) = ingestuurde remcilinderdruk van as "n";

f.    0,4 = aanspreekdruk, tenzij door meting anders bepaald.

2.  De volgende formule is van toepassing:

Artikel 2.8.38

Indien een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg is voorzien van een gecombineerd remsysteem, moet de vaststelling van de remvertraging van de bedrijfsrem en de extrapolatie plaatsvinden overeenkomstig artikel 2.8.39 waarbij wordt verstaan onder:

a.  A: hydraulisch- en mechanisch remsysteem;

b.  B: druklucht bediend hydraulisch remsysteem en drukluchtremsysteem.

Artikel 2.8.39

1.  Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a.  avol = geëxtrapoleerde remvertraging;

b.  Fb(n) = som van de remkrachten aan de wielen per as "n";

c.  Mmax= maximale massa onder de assen;

d.  Fp max = maximum toegestane pedaalkracht;

e.  Fp(n)= werkelijk gebruikte pedaalkracht per as "n";

f.    Pex= extrapolatiedruk;

g.  P(n) = ingestuurde druk bedieningscilinder van as "n" danwel ingestuurde remcilinderdruk van as "n";

h.  0,4 = aanspreekdruk, tenzij door meting anders bepaald;

i.    a = hoogst bereikbare remvertraging;

j.    Mgeremd = afgeremde massa onder de assen.

2.  Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A, is de volgende formule van toepassing:

3.  Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem B is de volgende formule van toepassing:

4.  Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem B en de in het derde lid genoemde formule niet toepasbaar is en de rollenremtestbank slaat niet af dan wel één of meer wielen van het voertuig blokkeren niet, is de volgende formule van toepassing:

5.  Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem B en de in het derde lid genoemde formule is niet toepasbaar en de rollenremtestbank slaat af dan wel één of meer wielen van het voertuig blokkeren, vindt geen extrapolatie plaats en voldoet de remvertraging aan het bepaalde in artikel 5.3.38 van het Voertuigreglement.

Parkeerrem

Artikel 2.8.40

Indien de controle van de remvertraging van de parkeerrem van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank, moet de bij de remproef behaalde remvertraging worden berekend door de remkrachten aan de wielen te delen door de op het kentekenbewijs vermelde massa van het ledig voertuig, vermeerderd met 100 kg.

§ 6.  Beproeving van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter

Artikel 2.8.41

De bedrijfsrem van de aanhangwagen moet regelbaar en onafhankelijk van het trekkende motorrijtuig kunnen worden bediend; dit geschiedt door middel van de strekrem die de volledige druk van de bedrijfsrem kan doorsturen of met behulp van een inrichting waarmee vanuit het trekkende motorrijtuig door middel van de bedrijfsrem van de aanhangwagen het samenstel van voertuigen kan worden afgeremd, waarbij het functioneren van de bedrijfsrem van het samenstel niet mag worden beïnvloed.

Artikel 2.8.42

1.  De gewichtsverhouding tussen het trekkende motorrijtuig en de aanhangwagen mag niet extreem groot zijn.

2.  De ingestuurde druk en de druk in de remcilinders van de aanhangwagen moeten in de cabine van het trekkende motorrijtuig kunnen worden afgelezen.

Artikel 2.8.43

Indien de remvertraging van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg en die voorzien is van een drukluchtremsysteem wordt gecontroleerd door middel van een beproeving van het voertuig op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter waarbij extrapolatie wordt toegepast, moet:

a.  de remvertraging worden bepaald door het opvoeren van de met de strekrem of de inrichting ingestuurde druk de blokkeergrens van één of meer wielen van de aanhangwagen, waarna met een iets lagere druk de remvertraging wordt geregistreerd en de druk in de remcilinders wordt gemeten;

b.  het gemiddelde van de geregistreerde remvertraging gedurende twee seconden worden genomen, waarbij pieken niet mogen worden meegeteld.

Artikel 2.8.44

1.  De extrapolatiedruk wordt gesteld op:

a.  6,5 bar indien het een aanhangwagen, betreft in gebruik genomen na 31 december 1997,

b.  6 bar indien het een aanhangwagen betreft in gebruik genomen vóór 1 januari 1998, of

c.  4,5 bar indien het een aanhangwagen betreft met een éénleiding remsysteem dan wel een gecombineerd één- en tweeleidingremsysteem.

2.  Indien de druk in de remcilinders wordt begrensd, doordat een ventiel of een remkrachtregelaar bij de toegestane maximum massa onder een as de ingestuurde druk reduceert, is de extrapolatiedruk gelijk aan de begrensde druk.

Artikel 2.8.45

1.  Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a.  avol = geëxtrapoleerde remvertraging;

b.  a = gemiddelde remvertraging van de combinatie;

c.  Mtot.geremd= totale massa van de combinatie die met de aanhangwagen is afgeremd;

d.  Mmax= maximale massa onder de assen van de aanhangwagen;

e.  Pex = extrapolatiedruk;

f.    P = ingestuurde remcilinderdruk;

g.  0,4 = aanspreekdruk, tenzij door meting anders bepaald;

h.  0,15 = aangenomen rolweerstand trekkend motorrijtuig;

i.    aleeg = remvertraging "lege" aanhangwagen;

j.    Mahw = massa onder de assen van de "lege" aanhangwagen

2.  Van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg moet de vaststelling van de remvertraging van de bedrijfsrem en de extrapolatie plaatsvinden:

a.  indien het voertuig is voorzien van een remsysteem zonder automatische lastafhankelijke regelaar dan wel met een automatische lastafhankelijke regelaar voor alle assen, volgens de volgende formule:

  avol = (a -0,15) x

  Mgeremd

  x

  Pex - 0,4

  + 0,15

 

  Mmax

 

  P - 0,4

 

b. 

1°. met ingang van 1 januari 1996 door een nieuwe remproef en een nieuwe berekening met een lichter trekkend motorrijtuig dan wel een geheel of gedeeltelijk belaste aanhangwagen, volgens de in onderdeel a genoemde formule, indien de drukfactor

  Pex - 0,4

 

  P - 0,4

 

groter is dan 3 of de gemiddelde remvertraging van het samenstel van trekkend motorrijtuig en aanhangwagen minder bedraagt dan 1,5 m/sec2; indien de aanhangwagen geheel of gedeeltelijk wordt belast, moet de totale massa van het samenstel (Mtot.geremd) en van de aanhangwagen (Mahw) door middel van weging worden vastgesteld. Indien de massa van de extra aangebrachte belasting exact bekend is, mag weging van de aanhangwagen achterwege blijven;

*    Indien de drukfactor, bedoeld in 1°, wordt gesteld op 3, hoeft de aanhangwagen niet te worden belast als daarbij blijkt dat de berekende remvertraging groter dan of gelijk is aan de minimaal vereiste remvertraging.

c.  indien het voertuig is voorzien van een remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar voor een deel van de assen dan wel van een remsysteem met meerdere automatische lastafhankelijke regelaars, volgens de volgende formule:

  aleeg = (a -0,15) x

  Mtot.geremd

  + 0,15

 

  Mmax

 

§ 7.  Beproeving van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank

Artikel 2.8.46

Indien de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank waarbij de belasting van het voertuig door middel van spanbanden of spankettingen zodanig wordt gesimuleerd dat de ingestuurde remcilinderdruk de drukfactor bereikt, bedoeld in artikel 2.8.51, tweede lid:

a.  moeten, nadat de gesimuleerde belasting is aangebracht, per as de maximale remkrachten aan de wielen worden vastgesteld;

b.  moet de bij de remproef behaalde remvertraging worden berekend door de remkrachten bij elkaar op te tellen en vervolgens te delen door de op het kentekenbewijs vermelde toegestane maximum massa van het voertuig.

Artikel 2.8.47

1.  Bij de vaststelling van de maximale remkrachten zoals bedoeld in artikel 2.8.46, onderdeel a, moet het volgende in acht worden genomen:

a.  bij de remtest moet de remwerking langzaam worden opgevoerd en op het moment van aflezen worden vastgehouden;

b.  de maximale remkracht wordt bereikt wanneer:

1°. de maximale remcilinderdruk wordt ingestuurd,

2°. één of meer wielen van het voertuig blokkeren, of

3°. de rollenremtestbank afslaat.

2.  Indien de remkracht op één wiel tussen twee waarden schommelt of de remkrachten op beide wielen van een as tussen twee waarden schommelen, moeten per wiel de minimale en maximale remkracht worden gemiddeld en wordt dit gemiddelde gebruikt als remkracht voor dat wiel.

Artikel 2.8.48

Bij de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg door middel van een beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank zonder dat de belasting van het voertuig wordt gesimuleerd, moet voordat tot extrapolatie wordt overgegaan, voor iedere as worden vastgesteld:

a.  de maximale remkrachten aan de wielen, en

b.  bij drukluchtremsystemen de benodigde druk in de remcilinder om de maximale remkrachten aan de wielen te bereiken.

Artikel 2.8.49

1.  Bij de vaststelling van de maximale remkrachten zoals bedoeld in artikel 2.8.48, onderdeel a, moet het volgende in acht worden genomen:

a.  de remdruk hoeft niet bij alle assen gelijk te zijn;

b.  bij de remtest moet de remwerking langzaam worden opgevoerd en op het moment van aflezen worden vastgehouden;

c.  de maximale remkracht wordt bereikt wanneer:

1(.  de maximale remcilinderdruk wordt ingestuurd,

2(.  één of meer wielen van het voertuig blokkeren, of

3(.  de rollenremtestbank afslaat.

2.  Indien de remkracht op één wiel tussen twee waarden schommelt of de remkrachten op beide wielen tussen twee waarden schommelen, moeten per wiel de minimale en maximale remkracht worden gemiddeld en wordt dit gemiddelde gebruikt als remkracht voor dat wiel.

Artikel 2.8.50

1.  De extrapolatiedruk wordt gesteld op:

a.  6,5 bar indien het een aanhangwagen, betreft in gebruik genomen na 31 december 1997,

b.  6 bar indien het een aanhangwagen betreft in gebruik genomen voor 1 januari 1998, of

c.  4,5 bar indien het een aanhangwagen betreft met een éénleidingremsysteem dan wel een gecombineerd één- en tweeleidingremsysteem.

2.  Indien blijkt dat de druk in de remcilinders wordt begrensd, doordat een ventiel of een remkrachtregelaar bij de toegestane maximummassa onder een as de ingestuurde druk reduceert, is de extrapolatiedruk gelijk aan de begrensde druk.

3.  Bij de extrapolatie wordt de rolweerstand meegerekend.

Artikel 2.8.51

1.  Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a.  avol = geëxtrapoleerde remvertraging;

b.  Fb(n) = som van de remkrachten aan de wielen per as "n";

c.  Mmax= maximale massa onder de assen;

d.  Pex = extrapolatiedruk;

e.  P(n) = ingestuurde remcilinderdruk van as "n";

f.    0,4 = aanspreekdruk, tenzij door meting anders bepaald.

2.  Van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg moet de vaststelling van de remvertraging van de bedrijfsrem en de extrapolatie plaatsvinden:

a.  volgens de volgende formule:

b.  met ingang van 1 januari 1996 door een nieuwe remproef en een nieuwe berekening volgens de in onderdeel a genoemde

formule, indien de drukfactor

  Pex - 0,4

 

  P - 0,4

 

van een as groter is dan 3, waarbij de betreffende as moet worden belast door op het voertuig een last te plaatsen of door middel van spanbanden of spankettingen de belasting op die as te vergroten, tenzij de berekende remvertraging groter dan of gelijk is aan de minimaal vereiste remvertraging, bij herberekening met een drukfactor 3.

Afdeling 3.  Regels met betrekking tot het uitbreken ten gevolge van het verschil in remwerking tussen de wielen van elke as onderscheidenlijk ten gevolge van overberemming van de achterste as of het achterste asstel

Artikel 2.8.52

1.  De beoordeling van het uitbreken als gevolg van het verschil in remwerking tussen de wielen van elke as respectievelijk als gevolg van overberemming van de achterste as of het achterste asstel geschiedt door beproeving van het voertuig op de weg of door beproeving op een platenremtestbank of een rollenremtestbank aan de hand van de artikelen 2.8.53 tot en met 2.8.59.

2.  Indien de beoordeling van de remvertraging plaatsvindt:

a.  door een beproeving op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter moet ook de beoordeling van het uitbreken op de weg plaats vinden;

b.  door een beproeving op een remtestinrichting moet onverminderd artikel 2.8.55, tweede lid, ook de beoordeling van het uitbreken plaats vinden op een remtestinrichting.

3.  Het eerste lid geldt niet voor aanhangwagens met betrekking tot overberemming.

§ 1.  De beproeving op de weg

Artikel 2.8.53

Bij de beoordeling van het uitbreken moet bij een beproeving op de weg een beremming worden uitgevoerd waarbij:

a.  in geval van een personenauto moet worden geremd tot de hoogst bereikbare remvertraging met een maximum van 8 m/s2 met een pedaalkracht van niet meer dan 500 N;

b.  in geval van een bedrijfsauto of aanhangwagen moet worden geremd tot de minimaal vereiste remvertraging zoals voor de betreffende voertuigcategorie is vermeld in hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement;

c.  in geval van een driewielig motorrijtuig moet worden geremd tot de hoogst bereikbare remvertraging.

§ 2.  De beproeving op een remtestinrichting

Verschil in remwerking

Artikel 2.8.54

Indien bij de beoordeling van het verschil in remwerking gebruik wordt gemaakt van een remtestinrichting moeten de artikelen 2.8.55 en 2.8.56 in acht worden genomen.

Artikel 2.8.55

1.  Indien gebruik wordt gemaakt wordt van een rollenremtestbank mag het verschil in remwerking tussen de wielen op een as niet meer bedragen dan 30% van de hoogst gemeten remkracht (bovenwaarde) waarbij de wielen niet blokkeren.

2.  Het verschil in remkracht tussen de wielen van een bestuurde as van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg mag niet meer bedragen dan 20% van de hoogst gemeten remkracht.

3.  Indien het verschil in remkracht tussen de wielen van een bestuurde as van een personenauto, een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg of een driewielig motorrijtuig, tussen de 20% en 30% van de hoogst gemeten remkracht bedraagt, moet door middel van een remproef op de weg worden bepaald of dit verschil leidt tot uitbreken; het gebruik van een remvertragingsmeter is niet noodzakelijk.

Artikel 2.8.56

Indien gebruik gemaakt wordt van een platenremtestbank:

a.  moet de snelheid bij aanvang van de remproef ongeveer 10 km/h bedragen;

b.  kunnen de resultaten van de remproeven worden gebruikt die zijn uitgevoerd bij de procedure voor de beoordeling van de bedrijfsremvertraging;

c.  moet de remproef op iedere as ten minste tweemaal worden uitgevoerd;

d.  moet de beoordeling van de resultaten geschieden aan de hand van de bij dit artikel behorende tabel 2, waarin de genoemde percentages zijn gerelateerd aan de hoogst gemeten remkracht.

Tabel 2 Verschil in remwerking links en rechts op platenremtestbank.

 

   Resultaten van twee maat- gevende remproeven. VERSCHIL LINKS EN RECHTS 

  extra remproef nodig op de platenbank 

  resultaat extra remproef 

  CONCLUSIE

  voorste as

  Verschil beide proeven < 20%

  -

  -

  TOEGESTAAN

   verschil ene proef < 20%, andere proef tussen 20 en 30% 

  ja

   verschil proef > 30% 

  NIET TOEGESTAAN

 

  verschil proef < 20% 

  TOEGESTAAN

 

  verschil proef tussen 20 en 30%

  geen direkte beslissing, remproef op de weg houden. 

 

   verschil ene proef < 20%, andere proef tussen 20 en 30% 

  -

  -

  NIET TOEGESTAAN

 

  verschil beide proeven tussen 20 en 30% 

  -

  -

  geen direkte beslissing, remproef op de weg[3]) houden. 

 

  Achterste as

of het achterse asstel

  Verschil beide proeven < 30%

  -

  -

  TOEGESTAAN

  verschil ene proef < 30%, andere proef > 30%

  ja

  verschil proef > 40 %

  NIET TOEGESTAAN

 

  verschil proef < 30 %

  TOEGESTAAN

 

  verschil proef tussen 30 en 40 %

  geen direkte beslissing, remproef op de weg[4]) houden. 

 

  Verschil beide proeven > 30 %

  -

  -

  NIET TOEGESTAAN

 

Overberemming van de achterste as of het achterste asstel

Artikel 2.8.57

Indien bij de beoordeling van de overberemming van de achterste as of het achterste asstel van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg gebruik gemaakt wordt van een remtestinrichting moeten de artikelen 2.8.58 tot en met 2.8.60 in acht worden genomen.

Artikel 2.8.58

1.  Indien gebruik wordt gemaakt van een rollenremtestbank, moet:

a.  voor de voorste as en de achterste as of het achterste asstel de pedaalkracht worden bepaald even voor het moment van blokkeren van één of meer wielen;

b.  de laagst vastgestelde pedaalkracht worden gebruikt om de remkrachten te bepalen die optreden bij deze pedaalkracht op de voorste as en op de achterste as of het achterste asstel;

c.  de door de achterste as of het achterste asstel opgebrachte remkracht lager zijn dan het volgende percentage:

1°. 30% indien de motor zich voorin bevindt en voorwielaandrijving aanwezig is;

2°. 40% indien de motor zich voorin bevindt en achterwielaandrijving aanwezig is;

3°. 50% indien de motor zich achterin bevindt en achterwielaandrijving aanwezig is.

2.  Een remproef op de weg vindt als nader onderzoek plaats, indien uit de berekening met de bij de remtest verkregen waarden blijkt dat het percentage van de remkracht die wordt opgebracht door de achterste as beneden de aangegeven waarde zoals vermeld in het eerste lid, onderdeel c, ligt; het gebruik van een remvertragingsmeter is niet noodzakelijk.

3.  Bij een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, waarvan de motor en de aandrijving niet onder onderdeel c, van het eerste lid, vallen, wordt eveneens een remproef op de weg gehouden, zoals bepaald in paragraaf 1 van deze afdeling, echter zonder gebruik te maken van een remvertragingsmeter.

Artikel 2.8.59

1.  Indien gebruik wordt gemaakt van een vier-plaats remtestbank, moet:

a.  de snelheid bij de aanvang van de proef ongeveer 10 km/h bedragen, waarbij de remkrachten van de voorste as en de achterste as of het achterste asstel worden bepaald;

b.  de door de achterste as of het achterste asstel opgebrachte remkracht lager zijn dan het volgende percentage:

1°. 30% indien de motor zich voorin bevindt en voorwielaandrijving aanwezig is;

2°. 40% indien de motor zich voorin bevindt en achterwielaandrijving aanwezig is;

3°. 50% indien de motor zich achterin bevindt en achterwielaandrijving aanwezig is.

2.  Een remproef op de weg vindt als nader onderzoek plaats, indien uit de berekening met de bij de remtest verkregen waarden blijkt dat het percentage van de remkracht die wordt opgebracht door de achterste as beneden de aangegeven waarde zoals vermeld in het eerste lid, onderdeel b, ligt; het gebruik van een remvertragingsmeter is niet noodzakelijk.

3.  Bij een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg waarvan de motor en de aandrijving niet onder onderdeel b, van het eerste lid, vallen, wordt eveneens een remproef op de weg gehouden, zoals bepaald in paragraaf 1 van deze afdeling, echter zonder gebruik te maken van een remvertragingsmeter.

Artikel 2.8.60

In afwijking van artikel 2.8.52, tweede lid, mag de beoordeling van het uitbreken als gevolg van overberemming van de achteras of asstel niet plaatsvinden op een twee-plaatsremtestbank; de beoordeling moet worden uitgevoerd door middel van een remproef op de weg zoals bepaald in paragraaf 1 van deze afdeling.

Artikel 2.8.61

De beoordeling van de overberemming van de achterste as of het achterste asstel van een driewielig motorrijtuig moet plaatsvinden door middel van een remproef op de weg zoals bepaald in paragraaf 1 van deze afdeling; het gebruik van een remvertragingsmeter is niet noodzakelijk.

Nu weet je alles.... biggrin.gif

Maar hier gaat het waarschijnlijk om:

1.  Indien gebruik wordt gemaakt van een rollenremtestbank, moet:

a.  voor de voorste as en de achterste as of het achterste asstel de pedaalkracht worden bepaald even voor het moment van blokkeren van één of meer wielen;

b.  de laagst vastgestelde pedaalkracht worden gebruikt om de remkrachten te bepalen die optreden bij deze pedaalkracht op de voorste as en op de achterste as of het achterste asstel;

c.  de door de achterste as of het achterste asstel opgebrachte remkracht lager zijn dan het volgende percentage:

1°. 30% indien de motor zich voorin bevindt en voorwielaandrijving aanwezig is;

2°. 40% indien de motor zich voorin bevindt en achterwielaandrijving aanwezig is;

3°. 50% indien de motor zich achterin bevindt en achterwielaandrijving aanwezig is.

Je achteras mag dus MAXIMAAL 40% van de remkracht op de vooras opbrengen ( bij gelijke pedaaldruk)

Hopenlijk kun je hier wat mee....

Link naar opmerking
Deel via andere websites

Nou,we zijn vandaag weer terug geweest naar de garage die in eerste instantie de remmen had gecontroleerd en waar ze perfect waren.

De auto op de remmentest bank gezet en remmen maar.

Wat bleek ja inderdaad rechtsachter remde duidelijk harder(dus overberemt)als de vooras.Nou was de keurmeester niet voor 1 gat te vangen en ging even een rondje rijden(2 tellen) en hij zette de wagen weer op de remmentestbank.

En vervolgens eerst de vooras gecontroleerd en daarna de achteras.

He wat was er gebeurt de wagen remde als een nieuwe auto?

We hebben de keurmeester gevraagd hoe dit kon,volgens hem stond de linkerrem iet wat strakker afgesteld en daardoor was een glazuurlaag(fading) ontstaan op de remschoenen links.

Hij had in die 2 tellen dat hij had gereden met de auto met de handrem lichtjes erop gereden en dus was de glazuurlaag er afgesleten.

Voila probleem opgelost en nu morgen even terug voor de APK want daar had hij nu geen tijd voor.

Eelco succes morgen en we spreken elkaar.

Voor de rest iedereen bedankt voor het meedenken!!!!!!!

JEEP(ED) thumbsup.gif

Link naar opmerking
Deel via andere websites

Join the conversation

You can post now and register later. If you have an account, sign in now to post with your account.

Gast
Reageer op deze discussie...

×   Je hebt opgemaakte inhoud geplakt.   Opmaak verwijderen

  Only 75 emoji are allowed.

×   Your link has been automatically embedded.   Display as a link instead

×   Your previous content has been restored.   Clear editor

×   You cannot paste images directly. Upload or insert images from URL.

 Share

×
×
  • Nieuwe aanmaken...